In de bouwrechtpraktijk is de discussie over de contractuele gevolgen van de buitensporige prijsstijgingen als gevolg van de oorlog in Oekraïne (ook voor reeds overeengekomen aanneemsommen) aan de orde van de dag. Opdrachtgevers en aannemers nemen stelling.
Het sluiten van een aannemingscontract zonder een zogenaamde “Covid / Oekraïne-clausule” ter afdekking/ verdeling van prijs- en stagnatie risico’s is amper meer mogelijk. Ook stagnatie vraagstukken zijn een heet hangijzer.
Recent heeft de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen in haar vonnis van 5 augustus 2022 Nr. 37.382 richting gegeven aan dit lastige debat.
De Raad overweegt:
“De oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor (onder andere) de bouw, hebben, naar het oordeel van arbiters, (inmiddels) te gelden als een van buiten komende extreme onvoorziene wijziging van omstandigheden welke naar objectieve maatstaven een verdere ongewijzigde uitvoering van de aannemingsovereenkomst voor aanneemster in redelijkheid niet langer verantwoord maakt.”
en
“Is sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 6:258 BW dat van dwingend recht is en bepaalt (voor zover hier relevant) dat de rechter op verlangen van een van partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding niet mag verwachten.
De conclusie hiervan is dat – naar het oordeel van de Raad – er door de oorlog sprake is van ‘onvoorziene omstandigheden’ en er daarmee een grond kan zijn om (zo nodig door tussenkomst van de rechter) contracten open te breken.
Let wel: in deze kwestie was de aanneemsom al in oktober 2020 tussen partijen overeengekomen en was de vertraagde start niet aan de aannemer te wijten. In die zaak mocht de aannemer na het uitbreken van de oorlog op 24 februari 2022 een herziene aanneemsom verlangen.
Dat kan dus ook in geval artikel 7:753 BW (kostenverhogende omstandigheden) en § 47 UAV 2012 in het contract uitgesloten zijn. De Raad geeft geen richting aan de vraag hoe de verdeling van de (meer)kosten dan moet plaatsvinden en wie vervolgens het stagnatierisico moet dragen, een gemiste kans.
Contractspartijen doen er dus goed aan in aannemingsovereenkomsten heldere afspraken te maken en dit nu helder te regelen. Wetenschap en ondernemersrisico moeten daarin meegenomen worden alsook hoe de financiële pijn moet worden verdeeld.
Mocht u verdere vragen hebben hoe hier mee om te gaan dan kunt u contact opnemen met Han de Lange